De spanning van de koers
Als enthousiaste fietsvrouw ga ik regelmatig als toeschouwer naar vrouwen wielerwedstrijden.
Het is elke keer weer enerverend, alsof je tijdelijk in een ander universum komt, die langzaam opbouwt, tot een climax komt en dan in één keer afgelopen is. Daar kwam ik achter, toen ik de voor de eerste keer een etappekoers bezocht. Onvergetelijk.
Het werd aangekondigd op reclameborden langs de kant van de toegangswegen van mijn woonplaats en breed uitgemeten in de lokale kranten: De Boels Ladies Tour zou onze stad aandoen. De wedstrijd was 105 kilometer lang, en werd tussen 5 ’s middags en 8 uur ‘s avonds verreden op een september avond. Het was dé ideale gelegenheid om mijn heldinnen eens van dichtbij te gaan bekijken. Op Google Maps had ik het parcours bestudeerd en een T-splitsing uitgezocht op het rustige platteland waar de wedstrijd naar links afboog, en, beter nog, 2 keer langskwam. Immers, daar moesten de wielrensters vaart minderen en kon ik ze goed zien.
Op de bewuste avond rijd ik vol goede moed en dito verwachting op mijn racefiets naar het parcours. Als ik bij de bocht kom van de T-splitsing, zie ik een verkeersregelaar op een zelf meegebrachte tuinstoel zitten, enigszins verveeld op zijn smartphone turend. Het is een spichtige jongen van circa 16 jaar met het bekende gele hesje, een rode vlag naast zich. Hij kijkt nauwelijks op, als ik vlak bij hem in het gras plof. Het is een zachte september avond, de zon staat oranjegeel laag en geeft een aangename zacht-warme gloed, vogels kwinkeleren in de bomen die de weg omzomen, het is helemaal zen.
Maar dat verandert na een kwartier.
Ik ben, net als de verkeersregelaar, half in slaap aan het sukkelen, als ik in de verte een donker gegrom hoor. Even later komt er om de bocht een trosje geel gejaste motoragenten. Ze ogen relaxed. Voor hen is wedstrijdbegeleiding natuurlijk een welkome afwisseling ten opzichte van het jagen op boeven. De hartslag gaat omhoog: hier staat iets te gebeuren! Na de eerste groep motoragenten nog één, en even later nog één. Daarvan blijft één agent op de T-splitsing staan. Intussen houdt de spichtige verkeersregelaar een ongeduldige agrariër tegen met een imposante en daarom dreigende trekker. De bestuurder, stapt uit, wil in discussie gaan met de verkeersregelaar, maar ziet vanuit zijn ooghoeken de motoragent staan, bedenkt zich en gaat mokkend weer achter het stuur zitten.
Dan trekt een parade aan voertuigen aan mijn oog voorbij. Eerst een soort van buggy behangen met luidsprekers. De bestuurder ervan houdt al tetterend het publiek aan de kant op de hoogte van het verloop van de koers. De megafoons, ze zitten overal, voor en achter, links en rechts, boven en onder, maar het maakt allemaal niet uit: de speaker is nauwelijks verstaanbaar. Als-ie even zwijgt, hoor je accordeonmuziek - niveau kermis klanten, de elpees van je grootvader. Het draagt bij aan de surrealistische sfeer. Daarna een zwarte Audi met sprietantennes op het dak, aan de voorkant, aan de achterkant, de zijkanten, je kunt het zo gek niet verzinnen. Het is een egel op wielen. Later, als ik vaker koersen zal bezoeken zal ik ontdekken dat deze auto vast bestanddeel is van de karavaan. Maar wat is het? Geniet het vrouwenpeloton bescherming van de geheime dienst? Is er een constante vrees voor subversieve elementen in het vrouwenwielrennen? Ik snap het even niet, maar ik kan er niet lang bij stilstaan, want na nog een paar verdwaalde motor agenten, waarvan sommigen voor de verandering de zwaailichten hebben aangezet, zwaait een auto om de bocht met vlaggen aan weerskanten en boven op het dak het bord Koers!
Nu kan het niet lang meer duren…
En ja hoor, daar komen de koplopers. Drie stuks. Voorop een renster die de blèrende, aan kermisklant muziek verslaafde speaker Njiewadooma noemde, het nieuwe Poolse talent (rijdt Kwiatkowski nog naar de gallemiezen , had de mobiele speaker eerder nog stellig beweerd). De benen van de dames glimmen in de nazomer avondzon. De voorsprong op het peloton bedraagt 3 minuten met nog een ronde van 55 kilometer.
En dan het peloton.
Wat een machtig gezicht: een armada van kleurrijke fietsen en shirts, het suizen van de wielen, het klakken van de elektronische versnellingen, het schreeuwen van een rijdster naar haar voorgangster. Hallucinant. Gevoelsmatig duurt het lang, voordat de hoofdmacht voorbij komt . Als leek denk je dan: de koplopers, die halen ze nooit meer in. Vergeet het maar! 40 minuten later komt het hele circus wéér langs en zijn de vluchters teruggepakt.
Als de groep voorbij geraasd is, klim ik op mijn fiets, haak een koptelefoontje achter mijn oor, zet de I-phone aan en rijdt een stukje van de route richting huis. Ik ben net honderd meter ver als ik op mijn linkerschouder getikt wordt. Het is een motor agent. “Er komen nog een paar van je collega’s aan” zegt hij. Ik schrik me lam, ik dacht dat iedereen al gepasseerd was. Uit respect voor de rensters stap ik meteen af en neem weer plaats in de berm.
Daar komen ze. Verbeeld ik het me nu? Het lijkt wel of in de groep achterblijvers één van de koplopers uit de eerst ronde zit. De schwung is volledig weg, met een lege, grauwe blik draait ze de pedalen rond, de benen zijn opgehouden te glimmen. Hier wordt fysieke pijn geleden, gecombineerd met mentale frustratie: eerst glansrijk op kop, dan ingehaald, vervolgens gelost, achtergelaten, zonder enig mededogen. Wielrennen is hard. Vlak achter hen rijdt een witte bestelwagen met aan weerskanten een ouderwetse bezem.
Dan is de karavaan voorbij. De verkeersregelaar pakt zijn spullen in, het reguliere verkeer neemt weer bezit van de weg , de vogels keren terug naar hun positie in de bomen, de zon geeft nog dezelfde zachte, strelende warmte af.
Alsof er nooit een wedstrijd geweest is.